Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Efraim [daarentegen] heeft [Hem] [59]zeer bitterlijk vertoornd; daarom zal Hij zijn [60]bloed op hem [61]laten, en [62]zijn Heere zal hem zijn [63]smaad vergelden. 59. Hebreeuws, [met] bitterheden. Anders [met] hoogten, of spitse, hoge, afgodische pilaren, of pilaarbeelden. Zie van het Hebreeuwse woord Tamrurim, Jer.31:21. 60. Hebreeuws, bloeden; dat is, doodslagen en moorderijen der onschuldigen en derzelver straffen. Zie Gen.4:10, en Gen.37;26, en Richt.9:24, of, bloed op hem laten; dat is, hen in hunne onreinheid en zonden laten, zonder hen daarvan te zuiveren. Vergelijk Ezech.16:6,9; Joel 3:21. 61. Of, over hem uitspreiden. 62. God, dien hij niet gekend, gevreesd en gediend heeft. Zie Mal.1:6. 63. Die hij Hem, zijne profeten en allen vromen heeft aangedaan.